De Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten

Alles is kinderspel

Er was eens een man die van gedichten hield. Ja, je hebt gelijk, dat is nog niet zo gek. Maar deze man deed iets heel bijzonders: hij maakte een bloemlezing. Een wat? Een bloem-lezing. Je kunt het zo zien: de gedichten zijn bloemen en Gerrit Komrij (want zo heet deze meneer) heeft daar de mooiste 1000 van geplukt en er een enorm boeket van gemaakt.

Wat een werk! Komrij vertelt erover op zijn weblog: ‘Daar staan ze dus, in alle vroegte, de eerste twaalfhonderd boeken. Klein-Duimpje staat voor de Niagara.’ En hij stort zich van de waterval. Twee weken lang leest hij alle bundels kinderpoëzie die er in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag te vinden zijn. Dat is de grootste bibliotheek van Nederland! Om jaloers op te worden… Het superdikke boek heet ‘De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten’. Het is verbazend licht als je het oppakt: ook kinderen kunnen er zonder problemen urenlang in rondneuzen. En dat is ook de fijnste manier om van dit boek te genieten. Doe je ogen dicht, laat de bladzijden tussen je vingertoppen doorroetsjen en stop! De ene keer lees je een stukje ‘Roverslied’ van Multatuli (grote mensen kennen hem heel goed, vraag maar eens!):

‘Met mijn zwaard, 
Op m’n paard, 
En mijn helm op het hoofd, 
Er op in! 
En de vijand de schedel gekloofd, 
En vooruit!’ 

De volgende keer duik je in ‘Vis’ van Edward van de Vendel:

‘Visje wil iets zeggen, 
Visje kijkt me aan. 
Visje tuit zijn lippen, 
Maar ik kan hem 
niet verstaan
nooit en nergens kan ik horen 
wat visje van me wil: 
ik ben waterwoordendoof, 
visje mensenstemmenstil.’ 

En bij ‘Berceuse Nr. 2’ van Paul van Ostayen denk je: die ken ik toch?

‘Slaap als een reus 
slaap als een roos 
slaap als een reus van een roos 
reuzeke 
rozeke 
zoetekoeksdozeke 
doe de deur dicht van de doos 
Ik slaap’ 

Het boek is zo dik geworden omdat Gerrit Komrij in deze bloemlezing niet alleen gedichten uit onze eigen tijd heeft verzameld, maar uit de laatste 200 jaar. Natuurlijk heeft hij niet zomaar wat versjes achter elkaar gezet. Eerst moest hij kiezen uit al die honderden, nee, duizenden boeken. Toen is hij met een stapel van tweeduizend gedichten in zijn huis in Portugal gaan zitten en daar moest hij weer kiezen. De duizend gedichten die er overbleven, heeft hij in verschillende ‘hoofdstukken’ opgedeeld. Hij volgt de tijd, van de oudste dichters en gedichten tot de jongste. Tussendoor kom je dan ineens kinderrijmpjes tegen, poëzieversjes of gedichten die door kinderen zelf zijn gemaakt. En zo is dit een boek vol verrassingen geworden, waarmee je hele middagen kunt onderduiken zonder je een moment te vervelen.

‘Alles is kinderspel’. Of niet?