Bijvoorbeeld: schrijver, titel, trefwoord of isbn nr.
Bette Westera is op 20 juni 1958 geboren in Doesburg. Al snel verhuisden haar ouders naar het westen van het land, naar Nieuwkoop. Toen ze in groep vier zat, wist ze al wat ze later wilde worden: juf! Als kind las ze graag ‘Schaap Veronica’ van Annie M.G. Schmidt. Bette was veertien toen ze met haar ouders naar Leiden verhuisde. Na de middelbare school ging ze naar de Pedagogische Academie, wat nu de pabo heet. Toch was juf zijn het niet voor Bette. “Lesgeven vond ik leuk, maar ik wilde niet de rest van mijn leven voor de klas!” aldus de schrijfster in een interview.
Het echte schrijven begon voor Bette allemaal toen ze samen met haar moeder de kinderbijbelserie ‘Heb je wel gehoord’ schreef. Na die klus wilde ze graag ‘gewone’ kinderboeken schrijven. Bette schrijft prentenboeken, gedichten en leesboeken. Een van haar mooiste prentenboeken is ‘Wil je met me trouwen’ waarin Sofie iemand zoekt om mee te trouwen: haar vader wil niet, opa niet, de bakker niet, Robin niet en een broer heeft ze niet. Misschien oma? Een heerlijk verrassend verhaal.
In de boeken van Bette lopen fantasie en werkelijkheid door elkaar. Bette: “Het leuke van schrijven vind ik dan ook dat je kunt verzinnen wat je maar wilt!” Een mooi boek is bijvoorbeeld 'De raadselridder’. Aan het begin van dit boek maak je kennis met deze ridder die alles doet wat zijn moeder zegt, maar de hoofdpersoon is het meisje Janna. Zij heeft rijke ouders en woont in een groot huis met een flinke tuin. Toch is ze het liefst in het bos. Vaak gaat ze in het raam van haar kamer zitten met haar ogen dicht.
‘Met haar ogen dicht zag ze dingen, die ze met open ogen niet kon zien.’
Op een dag doet ze een potje scrabble en legt ze het woord ‘raadselridder’ en vanaf dat moment weet je niet meer wat echt is en wat fantasie. Janna ziet een ridder (of heeft ze die verzonnen?) en gaat hem zoeken. Leef mee met haar tocht!
De boeken van Bette zijn niet alleen fantasierijk, ze zijn ook grappig. Zo vertelt Kalle in ‘Krullen en blubbershampoo’ over verschillende soorten vaders: de nette, de slordige, de nette slordige en de slordige nette vaders. Kalle heeft geen vader en vraagt zich af wat voor soort vader hij het liefst zou willen. Wat voor moeder hij heeft weet hij wel: zo een die in de vakantie naar saaie campings wil, waar niets te doen is. Het liefst op de fiets! Ontroerend is ook het stukje waarin Kalle en zijn klas afscheid moeten nemen van hun meester. Volgend jaar krijgen ze een juf.
‘Elke keer als Kalle eraan denkt dat hij volgend jaar niet meer bij meester Winfried in de klas zit, krijgt hij een raar gevoel in zijn buik. Alsof hij heel diep van binnen moet huilen. Gelukkig alleen van binnen. Kinderen die naar groep vijf gaan, huilen niet aan de buitenkant.’